De belichting van iedere foto, hoe donker of licht het ook is, wordt bepaald door drie factoren:
1 – Diafragma
2 – Sluitertijd
3 – ISO
De Engelse term voor diafragma is Aperture, ook wel aangeduid met A. Sluitertijd is Shutter en wordt aangeduid met S. ISO is de internationale term voor de lichtgevoeligheid. Een leuk weetje: ASISO bestaat uit de letters van de belichtingsdriehoek. Het is de naam van de uitgeverij van de boeken van Sonja van Driel. Maar dit terzijde.
1 – Het diafragma
Deze term heeft betrekking op de grootte van de lensopening. Het diafragma bepaalt de hoeveelheid binnenvallend licht die door de lensopening wordt getransporteerd naar de sensor. Hoe lager het diafragmagetal, bijvoorbeeld f/4, des te groter de lensopening.
Een grote lensopening maakt het mogelijk om met snellere sluitertijden te fotograferen dan een kleinere lensopening.
Bij een kleine lensopening zoals f/22 duurt het nu eenmaal langer voordat het benodigde licht de sensor bereikt. Daardoor is de sluitertijd langer.
De getallen van diafragma zijn genormeerd in een reeks. De meeste lenzen ondersteunen de hierboven getoonde lensopeningen. Een aantal zoomlenzen ondersteunt daarnaast f/2.8 en/of f/32.
Ieder volgend getal noemen we een volle stop ten opzichte van het vorige. Hiertussen bevinden zich gedeeltelijke (1/2 of 1/3) stops. Dit wordt bijvoorbeeld aangegeven met f/4.5, f/6.7 et cetera.
Bij de diafragmawaarde is iedere stop een factor 2 in de oppervlakte van de opening van de lens. Dat houdt in dat iedere stop de helft of het dubbele van de hoeveelheid licht doorlaat.
2 – De sluitertijd
De sluitertijd is de tijdsperiode waarin de sluiter zich opent en weer sluit. Zolang de sluiter open staat wordt het licht toegelaten tot de sensor. Hoe langer de sluiter open staat, des te meer licht er op de sensor valt.
Deze getallen van sluitertijden zijn fracties van seconden en zijn als volgt genormeerd:
1/8000sec, 1/4000sec, 1/2000sec, 1/1000sec, 1/500sec, 1/250sec, 1/125sec, 1/60sec, 1/30sec, 1/15sec et cetera.
Ieder getal noemen we een volle stop ten opzichte van het vorige.
Hiertussen bevinden zich gedeeltelijke (1/2 of 1/3) stops. Dit wordt bijvoorbeeld aangegeven met 1/200sec, 1/40sec et cetera.
Bij de sluitertijd is iedere stop een factor 2 voor de periode dat de sluiter open staat. Dat houdt in dat iedere stop een halvering of verdubbeling is van de belichtingstijd.
3 – ISO
ISO is de internationale term voor lichtgevoeligheid. ISO bepaalt de lichtgevoeligheid van de sensor. Hoe hoger de ingestelde ISO op de camera, des te minder licht nodig is om een correct belichte foto te maken.
De getallen van ISO zijn een genormeerde reeks. Op de meeste camera’s worden de volgende ISO waardes ondersteund:
100 ISO, 200 ISO, 400 ISO, 800 ISO, 1600 ISO, 3200 ISO en 6400 ISO.
Ieder getal noemen we een volle stop ten opzichte van het vorige. Hiertussen bevinden zich gedeeltelijke (1/2 of 1/3) stops. Dit wordt bijvoorbeeld aangegeven met 640 ISO, 320 ISO et cetera.
Bij ISO is iedere stop een factor 2 in de benodigde hoeveelheid licht voor de belichting van een foto. Dat houdt in dat iedere stop de helft of het dubbele van de hoeveelheid licht nodig heeft.
Hoe zie je de belichtingsdriehoek terug in een foto-opname?
Ervan uitgaande dat de foto een technisch juiste belichting moet krijgen, kies je een bepaalde combinatie van diafragma, sluitertijd en ISO. Deze is afhankelijk van de hoeveelheid aanwezig licht van de scène in de foto.
Deze foto is gemaakt met de instelling f/5.6 – 1/500sec – 400 ISO.
Stel nu dat je de lensopening wilt verkleinen van f/5.6 naar f/8. Daarmee wordt de helft minder licht toegelaten op de sensor. Om dezelfde belichting te behouden kun je ofwel de sluitertijd dan wel de ISO waarde verdubbelen.
Zo zou de foto nog steeds correct belicht worden bij de volgende instellingen:
f/8 – 1/250sec – 400 ISO (hier wordt een stop gecompenseerd met de sluitertijd)
of
f/8 – 1/500sec – 800 ISO (hier wordt een stop gecompenseerd met de ISO)
Kortom, een wijziging van de ene factor uit de belichtingsdriehoek heeft tot gevolg dat je een van de twee andere factoren evenredig moet wijzigen om dezelfde belichting te krijgen. Doe je dat niet, dan wordt de foto lichter of donkerder.